Duurzaam toerisme?
Tijdens weekendjes weg en vakanties bekruipt mij altijd een ongemakkelijk gevoel. Ineens ben ik dan die toerist. Die toerist die ik regelmatig vervloek, minacht en belachelijk maak. Wonend op Texel voel ik me in bepaalde perioden van het jaar als een acteur in een openluchtmuseum. Een rol waar ik nooit auditie voor gedaan heb. Een rol waar ik nooit om gevraagd heb.
Een paar jaar geleden heb ik mijn echtgenoot, tijdens een weekend in de Biesbosch, tot waanzin gedreven met steeds filosofischer wordende overpeinzingen over duurzaam toerisme. Hoe zou dat er uit kunnen zien? Is het überhaupt wel mogelijk? Hij wilde “gewoon gezellig erop uit” met zijn Lief. Zijn Lief schoot bij “gewoon” al in de stress. Gewoon? Gewoon volgens wie?
Op de eerste ochtend trof ik mezelf aan, fietsend naast mijn partner. Was ik verworden tot die ANWB-trut? Okay, we hadden niet dezelfde fiets in his&hers versie, noch matchende windjacks. Maar, toch. Ik was nu zelf die toerist. En een ding wist ik zeker: ik wilde geen “gewone” toerist zijn. Maar wat dan wél?
Ik mijmerde hardop over de nadelige gevolgen van overtoerisme, terwijl mijn man ons steeds wanhopiger – gezellig – langs die fietsknooppunten probeerde te loodsen. Ergens diep in de natuur van de Biesbosch barste de bom. “Maar wil je dan nooit meer met mij op stap???”. Nee, misschien wel niet. Niet zo. Misschien anders?
Sindsdien zijn we zeker nog wel samen weg geweest. Een van onze favoriete bestemmingen is mijn geboortestreek de Eifel, in Duitsland. Een regio waar je nog kunt voelen dat toerisme ook iets brengt. Dat toerisme ook bijdraagt aan de leefbaarheid.
Afgelopen zomer gingen we op road-trip, op bezoek bij onze zoon die vlak bij Lourdes stage liep. Voordat je daar bent, heb je een dwarsdoorsnede van Frankrijk gezien. Weer was toerisme een terugkerend onderwerp van gesprek. Waarom zigzaggen we in sommige regio’s tussen de campers door en treffen we in andere regio’s dorpjes in verval? We betrappen onszelf erop dat we toerisme ook als een soort van duizend-dingen doekje zien om verlaten uithoeken weer leven in te blazen. Waar ik me dan onmiddellijk ook weer bij afvraag hoe wenselijk dat is. Mijn man stuurt intussen stoïcijns door. Zou mijn tegenstribbelende houding ten opzichte van mijn eigen ervaringen als toerist, voor hem ondertussen bij het vakantiegevoel zijn gaan horen?
Afijn, de komende maanden ga ik meer in dit onderwerp verdiepen, deels als onderdeel van mijn bachelorscriptie voor de Sociale Wetenschap, deels voor mijn minor Creatief Schrijven. En deels ook hier.
P.S. ik zoek vanaf februari 2025 een stageplaats voor 16x16 uur, iets rondom een (beleids)vraagstuk, bijvoorbeeld over toerisme, zou tof zijn.